Bible

Say Goodbye

To Clunky Software & Sunday Tech Stress!

Try RisenMedia.io Today!

Click Here

Nehemiah 9

:
Dutch - HTB2007
1 Op de vierentwintigste dag van dezelfde maand kwam het volk weer bijeen, deze keer om te vasten. De mensen droegen rouwkleding en hadden aarde op hun hoofd gestrooid.
2 De Israëlieten kwamen bijeen, apart van alle vreemdelingen. Gedurende enkele uren werden hun de wetten van de HERE, hun God, voorgelezen. En in de drie daaropvolgende uren beleden zij hun zonden en die van hun voorouders. Zij bogen zich neer en aanbaden de HERE.
3 ***
4 Enkele Levieten stonden op een verhoging de HERE, hun God, te prijzen. Het waren JesLa, Bani, Kadmiël, Sebanja, Bunni, Serebja, Bani en Kenani.
5 De andere Levieten riepen daarna tegen het volk: "Sta op en loof de HERE, uw God, want Hij leeft van eeuwigheid tot eeuwigheid! Prijs Hem! Onze God is veel groter dan wij ooit kunnen beseffen of onder woorden brengen." De leiders van dit deel van de dienst heetten JesLa, Kadmiël, Bani, Hasabneja, Serebja, Hod!a, Sebanja en Pethahja.
6 Toen bad Ezra: "U alleen bent God. U hebt de hemel, de aarde en de zeeën gemaakt met alles wat er in en op leeft. U bent Degene, Die aan alles leven schenkt en alle engelen in de hemel aanbidden U.
7 U bent de HERE, de God, Die Abram heeft uitgekozen. U hebt hem uit Ur der Chaldeeën gehaald en hem de nieuwe naam Abraham gegeven.
8 Omdat U zag dat hij trouw was, hebt U met hem een verbond gesloten. U beloofde dat hij en zijn nakomelingen voorgoed het land zouden krijgen van de Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Ferezieten, Jebusieten en Girgasieten. En U hebt gedaan wat U had beloofd, want U houdt Zich altijd aan Uw woord.
9 Daarna hebt u de vreselijke omstandigheden gezien, waarin onze voorouders in Egypte verkeerden en hun wanhoopskreet gehoord, toen zij aan de Schelfzee stonden.
10 Voor de ogen van Farao en het Egyptische volk hebt U grote tekenen en wonderen gedaan. Want U wist hoe wreed zij Uw volk behandelden. Door Uw onvergetelijke daden hebt U grote bekendheid gekregen.
11 U liet het water van de zee uiteengaan, zodat Uw volk over het droge naar de overkant kon trekken! Daarna vernietigde U zijn achtervolgers in de diepe zee: Zij zonken als een steen in de golven!
12 Overdag leidde U onze voorouders met een wolkkolom en 's nachts met een vuurkolom. Zo wisten zij welke weg zij moesten nemen.
13 U bent op de berg Sinaï neergedaald en hebt vanuit de hemel met hen gesproken. U gaf hun deze goede en betrouwbare wetten en geboden,
14 waaronder het gebod de heilige sabbat te houden. En U beval hun door Uw knecht Mozes, dat zij zich aan al die geboden moesten houden.
15 U gaf hun brood uit de hemel toen zij honger hadden en liet water uit een rots stromen, toen zij dorst kregen. Zij kregen van U de opdracht het land in bezit te nemen dat U hun onder ede had beloofd.
16 Maar onze voorouders waren trotse, hardnekkige mensen, die weigerden naar Uw geboden te luisteren.
17 Zij wilden niet gehoorzamen en vergaten de wonderen die U voor hen had gedaan. Het werd nog erger: in hun halsstarrigheid stelden zij een nieuwe leider aan, die hen moest terugbrengen naar de slavernij in Egypte! Maar U bent een God, Die vergeeft, Die genade schenkt en medelijden toont. U wordt niet snel toornig; integendeel, U bent vol liefde en genade. Daarom hebt U hen niet in de steek gelaten.
18 Zelfs niet toen zij een afgodsbeeld van een kalf hadden gemaakt en riepen: 'Dit is onze God! Hij heeft ons uit Egypte gehaald!' Zij hebben zo ongelooflijk veel zonden gedaan
19 en toch hebt U hen niet in de woestijn achtergelaten om te sterven. Want U hield zielsveel van hen. Dag aan dag ging de wolkkolom voor hen uit en elke nacht wees de vuurkolom de weg.
20 U hebt hun Uw goede Geest gegeven om hen te onderwijzen. En U liet nooit na brood uit de hemel of water tegen de dorst te geven.
21 U hebt hen veertig jaar lang in de woestijn onderhouden, nooit hebben zij gebrek geleden. Hun kleren raakten niet versleten en hun voeten niet opgezwollen.
22 Daarna hielp U hen verschillende koninkrijken en volken te veroveren en liet Uw volk tot in de verste uithoeken van het land wonen. Zij namen het land van koning Sihon van Hesbon en dat van koning Og van Basan volledig in bezit.
23 U zorgde ervoor dat zij talrijke kinderen kregen, zoveel als er sterren aan de hemel staan. U bracht hen in het land, dat U hun voorouders had toegezegd.
24 Daar gingen zij wonen en U hebt hele volken aan hen onderworpen, ook de vroegere bewoners van het land, de Kanaänieten met hun koningen. Zij kwamen volkomen in de macht van Uw volk.
25 Uw volk heeft vestingsteden en vruchtbare grond veroverd. Zij hebben huizen vol goede gebruiksvoorwerpen, uitgehouwen waterbakken, wijngaarden, olijfbomen en talrijke vruchtbomen in bezit genomen. Er was voedsel in overvloed en zij leefden in weelderige omstandigheden dank zij Uw grote goedheid.
26 Maar desondanks werden zij ongehoorzaam. Zij kwamen tegen U in opstand en verwierpen Uw wetten. Zij vermoordden de profeten, die U had gestuurd om hen te bewegen naar U terug te keren. Zij zondigden heel, heel erg.
27 Toen liet U hen in handen van hun vijanden vallen en zij kregen het zwaar te verduren. In hun nood smeekten zij om hulp en U hoorde hen uit de hemel. U had diep medelijden en stuurde mensen die hen verlosten van hun vijanden.
28 Zodra echter de rust was weergekeerd, begonnen zij opnieuw te zondigen. Weer liet U hen in handen van hun vijanden vallen. Weer moesten zij leven onder vreemde overheersing. En toch, telkens wanneer zij om hulp riepen, hoorde U hen in de hemel. U toonde opnieuw medelijden en bevrijdde hen! Dit gebeurde keer op keer.
29 U probeerde hen ertoe te bewegen Uw wetten te gehoorzamen, maar zij waren koppig en weigerden naar Uw geboden te luisteren. Zij bleven zondigen. Wie zich echter aan Uw geboden houdt, zal een overvloedig leven hebben!
30 Vele jaren had U geduld met hen en Uw Geest sprak door profeten om hen terecht te wijzen. Maar zij luisterden niet. Daarom leverde U hen opnieuw over aan de macht van de omringende volken.
31 Maar uit medelijden hebt U niet voorgoed met hen afgerekend of hen in de steek gelaten. O, wat bent U een genadig en liefdevol God!
32 Welnu, grote, sterke en ontzagwekkende God, U Die trouw blijft aan Uw beloften en Uw goedheid en liefde voor ons; onderschat toch niet de problemen, die wij hebben doorgemaakt! Wij en onze koningen, leiders, priesters, profeten en voorouders zijn door grote moeilijkheden getroffen. Dat begon al op de dag waarop de Syrische koningen ons overwonnen en het is nog steeds zo.
33 Maar elke keer dat U ons strafte, deed U dat terecht: U was wèl trouw, maar wij zondigden steeds. U gaf ons wat wij verdienden.
34 Onze koningen, leiders, priesters en voorouders hebben Uw geboden niet gehoorzaamd en sloegen Uw waarschuwingen in de wind.
35 Ondanks het feit dat U hun dit koninkrijk en nog andere zegeningen had geschonken, wilden zij U niet aanbidden. U gaf hun een ruim, rijk land, maar zij weigerden zich af te keren van hun kwade praktijken.
36 Nu wonen wij als slaven in dit land vol overvloed, dat U onze voorouders hebt gegeven! Als slaven temidden van rijkdom!
37 De overvloedige opbrengst van het land gaat naar de koningen, die U over ons laat heersen als straf voor onze zonden. Zij kunnen vrij beschikken over ons lichaam en ons vee en mogen met ons doen wat zij willen. Daarom voelen wij ons ellendig.
38 Om al deze redenen beloven wij opnieuw God te zullen dienen! We zullen dit verbond op schrift stellen en het ondertekenen. Ook onze leiders, Levieten en priesters zullen hun handtekening eronder zetten."