Bible

Designed

For Churches, Made for Worship

Try RisenMedia.io Today!

Click Here

John 13

:
Dutch - HTB2007
1 Voordat het Paasfeest begon, wist Jezus dat de tijd was aangebroken dat Hij deze wereld zou verlaten om naar Zijn Vader te gaan. Juist toen liet Hij tot het einde toe zien hoe groot Zijn liefde was voor hen die in deze wereld bij Hem hoorden.
2 Terwijl zij zaten te eten, wist Jezus dat de duivel Judas Iskariot had overgehaald Hem te verraden.
3 Hij was Zich tenvolle bewust dat de Vader Hem de macht over alle dingen had gegeven. Hij wist dat Hij bij God vandaan kwam en weer naar God zou teruggaan.
4 Hij stond van tafel op, legde Zijn mantel af en deed een linnen doek om Zijn middel.
5 Daarna goot Hij water in een kom en begon de voeten van Zijn discipelen te wassen. Hij droogde ze af met de doek die Hij om Zijn middel had.
6 "Here", protesteerde Simon Petrus, "U gaat mijn voeten toch niet wassen?"
7 Jezus antwoordde: "Nu begrijp je nog niet waarom Ik dit doe, maar dat komt later wel."
8 "Geen sprake van! Ik wil niet dat U mijn voeten wast!" zei Petrus. "Als Ik ze niet mag wassen, Petrus, ben je mijn vriend niet", antwoordde Jezus.
9 "Och Here, dan maar helemaal! Mijn voeten, mijn handen en mijn hoofd!" was Petrus' weerwoord.
10 Jezus zei: "Wie zich gebaad heeft, hoeft zich niet nog eens te wassen. Hij is helemaal schoon.
11 Jullie zijn schoon en zuiver, maar niet allemaal." Hij zei dat omdat Hij wist wie Hem zou verraden.
12 Toen Hij klaar was, sloeg Hij Zijn mantel om en ging weer aan tafel.
13 "Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb?" vroeg Hij. "Jullie noemen mij Meester en Here. En dat is juist, want dat ben Ik ook.
14 Als Ik nu jullie voeten heb gewassen, moeten jullie dat ook bij elkaar doen.
15 Want Ik deed het om een duidelijk voorbeeld te geven. Volg Mij hierin na.
16 Luister goed, een knecht is niet de meerdere van zijn baas en een boodschapper niet van wie hem gestuurd heeft!
17 Jullie zullen gelukkig zijn, als je van deze kennis gebruik maakt.
18 Wat Ik zeg, geldt niet voor iedereen hier. Ik weet wie Ik uitgekozen heb. Het moet gaan zoals geschreven staat: 'Hij die regelmatig met Mij at, heeft zich tegen Mij gekeerd.' (a)
19 Ik vertel het nu alvast. Als het dan gebeurt, zullen jullie geloven dat Ik ben die Ik ben.
20 Luister goed naar wat Ik zeg: Wie iemand ontvangt die door Mij gestuurd is, ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, ontvangt mijn Vader, Die Mij gestuurd heeft."
21 Nadat Hij dit had gezegd, werd Jezus diep ontroerd. "De waarheid is", zei Hij, "dat één van jullie Mij zal verraden."
22 Geschrokken keken de discipelen elkaar aan. Zij hadden geen idee wie Hij bedoelde.
23 Rechts van Jezus zat Johannes, Zijn beste vriend.
24 Simon Petrus wenkte hem en zei dat hij aan Jezus moest vragen wie Hij bedoelde.
25 Johannes boog zich naar Jezus toe en vroeg: "Here, wie doet dat dan?"
26 Jezus antwoordde: "Ik zal een stuk brood indopen en dat geven aan degene die het is." Hij nam een stuk brood, doopte het in de saus en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot.
27 Op dat moment kwam de duivel in Judas. "Als je iets van plan bent, doe het dan vlug", zei Jezus tegen hem.
28 Niemand aan tafel begreep wat Hij daarmee bedoelde.
29 Omdat Judas het geld beheerde, dachten sommigen dat hij iets voor het feest moest kopen of iets aan de armen moest gaan geven.
30 Nadat hij het brood van Jezus had aangenomen, ging Judas vlug naar buiten, de nacht in.
31 Toen Judas de deur uit was, zei Jezus: "Nu blijkt hoe groot en machtig Ik ben. En daardoor blijkt ook hoe groot en machtig God is.
32 Door wat er gaat gebeuren, zullen God en Ik in elkaar herkenbaar zijn en onze grootheid en macht zullen zichtbaar worden.
33 Vrienden, Ik ben nog maar kort bij u! Wat zult u Mij missen! Zoals Ik al tegen de Joden zei, kunt u niet op de plaats komen, waar Ik ben.
34 Dit is een nieuwe opdracht die Ik u geef: heb liefde voor elkaar. Heb voor elkaar net zoveel liefde als Ik voor u heb.
35 Aan de onderlinge liefde zullen de mensen zien dat u mijn discipelen bent."
36 Simon Petrus vroeg: "Here, waar gaat U dan heen?" "Daarheen kun je Mij nu niet volgen", antwoordde Jezus, "maar later wel."
37 "Maar waarom kan ik nu niet met U meegaan? Ik heb alles voor U over!" zei Petrus.
38 "Alles voor Mij over?" vroeg Jezus. "Luister goed, nog voor de haan kraait, zul je drie keer gezegd hebben dat je Mij niet kent!"