Isaiah 2
1 Dit is een andere boodschap van de HERE aan Jesaja over Juda en Jeruzalem:
2 In de laatste dagen zullen Jeruzalem en de tempel van de HERE een grote aantrekkingskracht op de wereld uitoefenen en mensen uit vele landen zullen daar naar toe trekken om de HERE te aanbidden.
3 "Kom op", zal iedereen zeggen, "laten wij de berg van de HERE beklimmen, op weg naar de tempel van de Heilige, de God van Israël; daar zal Hij ons Zijn wetten leren en wij zullen ze naleven." Want in die dagen zal de wereld vanuit Jeruzalem worden geregeerd.
4 De HERE zal internationale geschillen beslechten; alle volken van de aarde zullen hun wapens veranderen in vreedzame gereedschappen; hun zwaarden zullen zij omsmeden tot ploegscharen en hun speren tot snoeimessen. Nergens zal meer oorlog worden gevoerd en niemand zal meer worden opgeleid tot militair.
5 Och Israël, laten wij wandelen in het licht van de HERE en Zijn wetten gehoorzamen!
6 De HERE heeft u verstoten, omdat u buitenlanders uit het oosten binnenhaalt, die magie bedrijven en in contact staan met de boze geesten, zoals de Filistijnen dat ook doen.
7 Israël heeft grote schatten aan zilver en goud en grote hoeveelheden paarden en wagens.
8 Bovendien wemelt het land van de afgoden. Zij maken zelf hun afgodsbeelden en aanbidden die dan!
9 Groot en klein, alles buigt voor die beelden en God zal hun de zonde niet vergeven.
10 Verberg u in de grotten; verberg u voor de verschrikkelijke majesteit van de HERE,
11 want er komt een tijd dat trotse blikken worden neergeslagen en dat trotse mannen zich buigen; in die dagen zal alleen de HERE verheven zijn.
12 Die dag zal de HERE van de hemelse legers alles wat trots en hoogmoedig is, vernederen.
13 De hoge ceders van de Libanon en de machtige eiken van Basan zullen zich buigen.
14 Alle hoge bergen en heuvels,
15 elke grote toren en steile muur,
16 alle grote zeeschepen en kostbare kunstschatten: Alles zal die dag door de HERE worden verwoest.
17 Alle menselijke verwaandheid zal moeten buigen en alleen de HERE zal verheven zijn.
18 En alle afgoden zullen spoorloos verdwijnen.
19 Als de HERE van Zijn troon opstaat om de aarde te bestraffen, zullen Zijn vijanden een goed heenkomen zoeken in rotsspleten en grotten, uit angst voor de verschrikking van Zijn glorie en majesteit.
20 Dan zullen de mensen eindelijk hun gouden en zilveren afgoden afdanken en voor de mollen en de vleermuizen gooien in een
21 overhaaste vlucht naar de rotsholen en bergspleten om te ontkomen aan de verschrikking van de HERE en de glorie van Zijn majesteit, wanneer Hij opstaat om de aarde te bestraffen.
22 Stel toch geen vertrouwen op de mens, klein als hij is en afhankelijk van zijn ademhaling. Hij stelt niets voor!