Job 17
1 "Mijn geest is gebroken en ik ben meer dood dan levend; het graf staat al voor mij open.
2 Spotzieke lieden omringen mij en waar ik ook kijk, zie ik hen die mij beledigen.
3 Zal dan niemand mijn onschuld bij God bevestigen? Maar U, mijn God, hebt er toch voor gezorgd dat zij dit niet begrijpen. Och, laat hen niet triomferen!
4 ***
5 Als iemand zich laat omkopen om zijn vrienden aan te klagen, zullen zijn kinderen blind door het leven gaan.
6 Hij heeft mij tot mikpunt van openlijke spot gemaakt; de mensen spugen mij in het gezicht.
7 Mijn ogen zijn dof van het huilen en ik ben nog maar een schim van wat ik vroeger was.
8 Oprechte mensen staan verbaasd als zij mij zien. En de onschuldige zal de strijd aanbinden tegen de goddeloze.
9 De rechtvaardigen gaan alleen maar voorwaarts en de mensen met reine harten worden steeds sterker.
10 Maar u kunt mij beter met rust laten, want ik zie onder u geen wijs mens.
11 Mijn goede dagen behoren tot het verleden. Mijn verwachtingen zijn niet uitgekomen. Mijn hartewensen zijn in rook opgegaan.
12 Zij maken van de nacht een dag en zeggen wanneer het donker is: 'Het wordt zo weer licht.' Zo verdraaien zij de waarheid. (A)
13 Als ik sterf, ga ik de duisternis in. Het graf is mijn woonplaats. De ontbinding is mijn vader en de wormen mijn moeder en zuster.
14 ***
15 Waar is mijn hoop dan gebleven? Kan iemand nog enige hoop voor mij ontdekken?
16 Nee, mijn hoop en mijn verwachtingen gaan met mij het graf in. Samen zullen wij in het stof rusten."