Bible

Create

Inspiring Presentations Without Hassle

Try Risen Media.io Today!

Click Here

Jeremiah 52

:
Dutch - HTB2007
1 Zedekia was 21 jaar toen hij koning werd en elf jaar lang regeerde hij in Jeruzalem. (A) Zijn moeder heette Hamutal en was een dochter van Jeremia uit Libna.
2 Maar Zedekia was een goddeloze koning, net als Jojakim.
3 Het kwam zelfs zover dat de HERE er in Zijn toorn voor zorgde dat Zedekia in opstand kwam tegen de koning van Babel. Zo werd het volk van Jeruzalem en Juda uit de nabijheid van de HERE verstoten en in gevangenschap weggevoerd naar Babel. (B)
4 In het negende regeringsjaar van Zedekia, op de tiende dag van de tiende maand, verscheen koning Nebukadnezar van Babel met zijn hele leger voor Jeruzalem. Hij bouwde wallen tegen de stadsmuren
5 en begon aan een beleg van twee jaar.
6 Tenslotte, op de negende dag van de vierde maand, toen overal in de stad honger werd geleden en de voedselvoorraad vrijwel op was,
7 werd een bres in de stadsmuur geslagen en 's nachts vluchtten alle soldaten de stad uit door de poort tussen de twee muren bij de koninklijke tuin (ondanks het feit dat de stad volledig omsingeld was door de Chaldeeën). Dwars door de velden vluchtten zij in de richting van de Vlakte.
8 Maar het Chaldese leger zette de achtervolging in en greep koning Zedekia in de omgeving van Jericho; zijn hele leger was uiteengevallen.
9 Zij brachten hem naar de koning van Babel, die zich ophield in de stad Ribla in het koninkrijk Hamath. Daar werd Zedekia veroordeeld.
10 Voor de ogen van Zedekia werden zijn zonen en alle bewindslieden van Juda gedood.
11 Daarna werden hem de ogen uitgestoken en brachten zij hem in ketens naar Babel, waar hij de rest van zijn leven in de gevangenis werd opgesloten.
12 Op de tiende dag van de vijfde maand van het negentiende regeringsjaar van koning Nebukadnezar van Babel arriveerde Nebuzaradan, het hoofd van de lijfwacht, in Jeruzalem.
13 Hij stak de tempel, het paleis en alle grotere huizen in brand
14 en zette het Chaldese leger aan het werk om de stadsmuren omver te trekken.
15 Toen nam hij enkelen van de armsten van het volk, degenen die de verwoesting van de stad hadden overleefd, degenen die Zedekia in de steek hadden gelaten en naar het leger van Babel waren overgelopen en de handelslieden, die waren overgebleven, als gevangenen mee naar Babel.
16 Slechts enkelen uit de armste bevolkingslagen liet hij achter als wijn en landbouwers.
17 De Babyloniërs sloegen de twee grote koperen pilaren die bij de ingang van de tempel stonden aan stukken, evenals het koperen wasvat en de koperen stieren waarop het vat rustte en namen dat alles mee naar Babel.
18 Tevens namen zij alle koperen potten, de asscheppen, de messen die bij het altaar werden gebruikt, de sprengbekkens, de vuurpotten, de schalen en al het andere koperen gereedschap uit de tempel mee.
19 Het hoofd van de lijfwacht zag er op toe dat ook de gouden en zilveren schalen, vuurpannen, sprengbekkens, potten, kroonluchters, schotels en offerschalen werden meegenomen.
20 Het gewicht van de twee koperen pilaren, het wasvat en de twaalf stieren was enorm. Zij konden het niet eens wegen. Dit alles was gemaakt in de tijd van koning Salomo.
21 De pilaren waren elk 8,10 meter hoog en hadden een omtrek van 5,40 meter. Ze waren hol en hun wanden waren van acht centimeter dik koper.
22 Het bovenste deel van de pilaren (2,25 meter lang) was versierd met een vlechtwerk van koperen granaatappelen. De twee pilaren zagen er precies hetzelfde uit.
23 Op de zijden van elke pilaar zaten in totaal 96 granaatappelen en bovendien op elke hoek nog een, zodat het hele netwerk uit honderd granaatappelen bestond.
24 Het hoofd van de lijfwacht nam met zich mee als gevangenen: de hogepriester Seraja, zijn assistent Zefanja, de drie hoogste tempelbewakers, één van de hoge legerofficieren, zeven adviseurs van de koning, die in de stad waren ontdekt, de secretaris van de opperbevelhebber, die verantwoordelijk was voor de recrutering van manschappen voor het Joodse leger en zestig andere hooggeplaatsten van wie de schuilplaatsen waren ontdekt.
25 ***
26 Hij nam hen mee naar de koning van Babel in Ribla,
27 waar deze hen allen ter dood liet brengen. Zo werd Juda in ballingschap weggevoerd.
28 Het aantal gevangenen dat in het zevende regeringsjaar van Nebukadnezar naar Babel werd gebracht, bedroeg 3023.
29 Elf jaar later nam hij nog eens 832 mensen uit Jeruzalem gevangen.
30 Vijf jaar daarna stuurde hij Nebuzaradan, het hoofd van de lijfwacht, die 745 mensen gevangen nam. Zo kwam het totaal aantal gevangenen op 4600.
31 Op de vijfentwintigste dag van de twaalfde maand in het zevenendertigste jaar dat koning Jojachin van Juda in Babel gevangen zat, liet Evil-Merodach, die in dat jaar koning van Babel werd, koning Jojachin uit de gevangenis vrij.
32 Hij onderhield zich vriendelijk met Jojachin en behandelde hem beter dan de andere koningen in Babel.
33 Hij gaf hem nieuwe kleding en liet hem voor de rest van zijn leven regelmatig mee-eten aan zijn tafel.
34 Bovendien kreeg Jojachin elke dag een toelage om tot zijn dood