Bible

Elevate

Your Sunday Morning Worship Service

Try RisenMedia.io Today!

Click Here

Jeremiah 37

:
Dutch - HTB2007
1 Koning Nebukadnezar van Babel benoemde niet koning Jojakims zoon Chonja tot nieuwe koning van Juda, (A) maar koos in zijn plaats Zedekia, de zoon van Josia.
2 Maar noch koning Zedekia, noch zijn functionarissen, noch het volk dat in het land was achtergebleven, luisterden naar wat de HERE door de profeet Jeremia zei.
3 Niettemin stuurde koning Zedekia Juchal, de zoon van Selemja, en de priester Zefanja, de zoon van Maäseja, naar Jeremia toe om hem te vragen: "Bid toch voor ons tot de HERE, onze God."
4 Jeremia zat op dat moment nog niet gevangen en kon dus gaan en staan waar hij wilde.
5 Toen het leger van Farao Hofra van Egypte bij de zuidelijke grens van Juda aankwam om de belegerde stad Jeruzalem te ontzetten, trokken de Babyloniërs weg van Jeruzalem om de Egyptenaren aan te vallen.
6 De HERE stuurde daarop Jeremia de volgende boodschap:
7 "De HERE, de God van Israël, zegt: Vertel de koning van Juda, die u naar Mij toestuurde om te vragen wat er gaat gebeuren, dat het leger van Farao, ondanks het feit dat het kwam om u te helpen, op het punt staat naar Egypte terug te keren!
8 De Babyloniërs zullen daarna terugkomen en Jeruzalem innemen en platbranden.
9 Misleid uzelf niet door te denken dat de Babyloniërs niet zullen terugkomen. Ze komen zeker terug!
10 Ook al zou u het hele Babylonische leger vernietigen, zodat slechts een handvol gewonden, liggend in hun tenten zou overblijven, dan zouden zij nog naar buiten komen wankelen en de stad in brand zetten!"
11 Toen het Babylonische leger het beleg van Jeruzalem opgaf omdat Farao's leger in aantocht was,
12 maakte Jeremia zich klaar om de stad te verlaten. Hij wilde het stuk land dat hij in het land van Benjamin had gekocht, (B) in ontvangst gaan nemen.
13 Maar toen hij door de Benjaminpoort liep, arresteerde een leider van de stadswacht hem als deserteur. Men verdacht hem ervan dat hij naar de Babyloniërs wilde overlopen. De wachter die hem arresteerde, heette Jeria en was de zoon van Selemja en kleinzoon van Hananja.
14 Hoe Jeremia ook tegensputterde en zei dat hij helemaal niet wilde overlopen, de wachter luisterde niet naar hem en nam hem mee naar de leiders van de stad.
15 Deze waren woedend op Jeremia, sloegen hem en zetten hem gevangen onder het huis van de secretaris Jonathan, in een ruimte die tot gevangenis was omgebouwd. Jeremia had daar een flinke tijd gezeten,
16 ***
17 toen koning Zedekia hem in het geheim naar het paleis liet brengen. De koning vroeg hem of hij kortgeleden nog een boodschap van de HERE had gekregen. "Ja", zei Jeremia, "die heb ik gekregen! U zult worden verslagen door de koning van Babel!"
18 Daarna bracht Jeremia zijn gevangenneming ter sprake. "Wat heb ik gedaan dat ik zo word behandeld?" vroeg hij de koning. "Zeg mij wat ik u, uw functionarissen of het volk heb misdaan?
19 Waar zijn die profeten nu, die u vertelden dat de koning van Babel niet zou komen?
20 Luister toch, majesteit: Ik smeek u, stuur mij niet terug naar die kerker, dat zou mijn dood zijn."
21 Toen beval koning Zedekia dat Jeremia niet meer in de kerker, maar in de gevangenis van het paleis moest worden ondergebracht. Verder kreeg hij elke dag een stuk vers brood, zolang dat nog voorradig was in de stad. Zo verbleef Jeremia als gevangene in het paleis.