Jeremiah 17
1 "De mensen van Juda zondigen alsof het een bevel is; alsof het kwaad een wet is, die met een diamanten stift in hun stenen harten en op hun altaren is gegraveerd.
2 Zoals zij aan hun kinderen denken, denken zij aan hun altaren. Zij aanbidden afgoden onder elke boom, hoog op de heuvels en in het vlakke laagland. Daarom geef Ik al uw schatten aan uw vijanden, als een prijs die u moet betalen voor al uw zonden.
3 ***
4 De prachtige erfenis die Ik u heb gegeven, zal door uw eigen schuld uit uw hand glippen en Ik zal u als slaven wegsturen naar vijanden in verre, onbekende landen. Want u hebt het vuur van mijn toorn aangestoken en dat zal voor altijd blijven branden."
5 De HERE zegt: "Vervloekt is de man die zijn vertrouwen stelt op sterfelijke mensen en zijn hart van God afkeert.
6 Hij lijkt op een kale struik in de woestijn, zonder enige hoop voor de toekomst; hij staat op zoute grond in een barre wildernis waar geen mens woont.
7 Maar gelukkig is de man, die op de HERE vertrouwt en al zijn geloof en hoop op Hem richt.
8 Hij lijkt op een boom die aan een rivier staat; een boom die geen hinder ondervindt van de hitte en niet lijdt onder maandenlange droogte. Zijn bladeren blijven groen en hij blijft vrucht dragen.
9 Het hart is het meest bedrieglijke ding dat bestaat. Het is door en door slecht. Niemand kan ooit precies weten hoe slecht het is!
10 Behalve Ik, de HERE! Ik doorzoek alle harten en toets de meest verborgen gedachten, om zo ieder mens het loon te geven dat hij verdient, afhankelijk van zijn daden en levenswijze.
11 Als een patrijs, die eieren uitbroedt die zij niet heeft gelegd, waaruit jongen komen die haar alleen zullen laten als zij kunnen vliegen, zo is de man die op oneerlijke manier rijk wordt. Vroeg of laat zal hij zijn rijkdom verliezen en zijn dood tegemoet gaan als een arme, oude dwaas."
12 Maar onze toevlucht is Uw troon, eeuwig en hoog verheven in heerlijkheid.
13 O HERE, hoop van Israël, allen die zich van U afkeren, zullen voor schut gezet worden. Zij zijn tot verdwijnen gedoemd (net als letters, geschreven in het zand) want zij hebben de HERE, de fontein van levend water, verlaten.
14 HERE, alleen U kunt mij genezen, alleen U kunt redden en mijn lofprijzingen zijn voor U alleen.
15 Mensen zeggen spottend tegen mij: "Wat zijn dat voor woorden van de HERE, waarover u het steeds maar hebt? Als die dreigementen van u werkelijk van God afkomstig zijn, waarom komen ze dan niet uit?"
16 Ik heb niet verzuimd hun herder te zijn. U weet dat ik niet verlangd heb naar de dag van het oordeel. Het is U toch bekend dat ik voor hen gebeden heb?
17 HERE, laat mij nu niet in de steek! U alleen bent mijn hoop.
18 Breng verwarring en moeilijkheden over allen die mij vervolgen, maar geef mij vrede. Ja, breng een dubbele vernietiging over hen!
19 Toen zei de HERE tegen mij: "Ga bij de poorten van Jeruzalem staan, het eerst bij die waardoor de koning naar buiten gaat en dan bij elk van de andere poorten.
20 Zeg tegen ieder die langskomt: Luister naar het woord van de HERE, koningen van Juda en inwoners van dit land en van de stad Jeruzalem.
21 De HERE zegt: Luister naar deze waarschuwingen, zodat u in leven zult blijven. Werk niet op de sabbat, maar maak er een heilige dag van. Ik gaf uw voorouders dit gebod,
22 ***
23 maar zij weigerden te luisteren en te gehoorzamen. Koppig weigerden zij er aandacht aan te besteden. Zij wilden niet worden onderwezen.
24 Maar als u Mij gehoorzaamt en weigert op de sabbat vracht te vervoeren door de poorten van deze stad en de sabbat in ere houdt als speciale, heilige dag,
25 zal dit volk tot in eeuwigheid blijven bestaan. Onafgebroken zullen afstammelingen van David op de troon in Jeruzalem zitten en door deze poorten in en uitgaan. Altijd zullen er koningen en prinsen met pracht en praal onder uw mensen rondrijden en deze stad zal voor altijd blijven bestaan.
26 Uit de wijde omgeving van Jeruzalem, uit de steden van Juda en Benjamin, vanuit het heuvelland, de Negev en de laagvlakten ten westen van Juda zullen de mensen met hun brandoffers, vrede-offers, graanoffers en reukwerk hier naar toe komen om de HERE in Zijn tempel te prijzen.
27 Maar als u niet naar Mij luistert en weigert de sabbat heilig te houden en (net als op de andere dagen) ladingen koopwaar door deze poorten van Jeruzalem blijft brengen, zal Ik deze poorten in brand zetten. Het vuur zal zich uitbreiden tot aan de paleizen en die totaal verwoesten. Niemand zal in staat zijn de vlammen te doven."