Isaiah 9
1 "Het volk dat in de duisternis voortgaat, zal een groot licht zien; een licht, Dat straalt over hen die in een land van dichte duisternis wonen.
2 Want Israël zal weer worden opgetild en blij zijn, zoals men in de oogsttijd blij is of zoals overwinnaars blij zijn als zij de buit verdelen.
3 Want God zal de ketenen van dit volk breken en de zweep die het slaat, kapot maken zoals Hij ook deed toen grote groepen Midianieten door Gideons kleine bende werden verslagen.
4 Op die glorieuze dag van vrede zal het oorlogstuig niet meer worden gebruikt; de met bloed doordrenkte mantels en de dreunende laars zullen worden verbrand.
5 Want een Kind is ons geboren, een Zoon werd ons gegeven en de heerschappij zal op Zijn schouders rusten. Dit zullen Zijn koninklijke titels zijn: Wonderbare Raadgever, Machtige God, Vader der eeuwen, Vorst van de vrede.
6 Aan Zijn groeiende en vredevolle bewind zal nooit een einde komen. Vanaf de troon van Zijn vader David zal Hij met volmaakte eerlijkheid en rechtvaardigheid regeren. Hij zal alle volken van de wereld echte rechtvaardigheid en vrede brengen. En dit alles zal gebeuren, omdat de brandende liefde van de HERE van de hemelse legers zich heeft voorgenomen dit te doen!
7 De Here heeft gesproken tot het trotse Israël, dat zegt dat het haar land beter en mooier dan tevoren zal herbouwen, ook al is het nu een puinhoop. De wilde vijgebomen zijn omgehakt, maar die zullen worden vervangen door ceders!
8 ***
9 ***
10 De HERE antwoordt op uw grootspraak door uw vijanden tegen u in het veld te brengen. De Syriërs vanuit het oosten en de Filistijnen vanuit het westen. Zij zullen Israël gulzig verslinden. En zelfs dan zal de toorn van de HERE tegen u nog niet zijn bekoeld. Zijn hand blijft uitgestrekt, klaar om u te slaan.
11 ***
12 Want na al deze straffen zult u zich niet bekeren en u niet naar Hem, de HERE van de hemelse legers, toekeren.
13 Daarom zal de HERE in één dag de leiders van Israël en de leugenprofeten vernietigen.
14 ***
15 Want de leiders hebben het volk langs de paden van verwoesting steeds verder naar de ondergang gevoerd.
16 Daarom beleeft de HERE geen genoegen aan hun jonge mannen en heeft Hij zelfs geen medelijden met de weduwen en de wezen. Want zij zijn huichelaars en uit hun monden komt alleen dwaasheid. Daarom is Zijn toorn nog niet bekoeld en heeft Hij Zijn hand nog uitgestoken, klaar om toe te slaan.
17 Hij zal al deze verdorvenheid, deze dorens en distels, verbranden. En de vlammen zullen ook de bossen in de as leggen en dikke rookwolken zullen uit die brand omhoog stijgen.
18 Het land is zwartgeblakerd door dat vuur, door de toorn van de HERE van de hemelse legers. Het volk is brandstof voor de vlammen. Iedereen vecht tegen zijn broeder om zijn eten te stelen, maar niemand heeft ooit genoeg. Tenslotte zullen zij zelfs hun eigen vlees eten!
19 ***
20 Manasse tegen Efraïm en Efraïm tegen Manasse; en die beiden tegen Juda. Zelfs door dit alles zal Gods toorn nog niet zijn bekoeld. Zijn hand blijft zwaar op hen drukken om hen te straffen."