Bible

Power Up

Your Services with User-Friendly Software

Try RisenMedia.io Today!

Click Here

Exodus 3

:
Dutch - HTB2007
1 Mozes was herder geworden over de schapen van zijn schoonvader Jethro, de priester van Midian. Op een dag was hij met de kudde aan de rand van de woestijn vlakbij Horeb, de berg van God.
2 Daar verscheen de Engel van de HERE aan hem als een vuurvlam, midden in een braamstruik. Toen Mozes zag dat de braamstruik wel vlam had gevat maar niet verbrandde,
3 liep hij er naar toe om het beter te bekijken. Toen de HERE dat zag, riep Hij: "Mozes, Mozes!" "Hier ben ik", zei Mozes.
4 ***
5 "Kom niet dichterbij", zei de HERE. "Trek uw schoenen uit, want u staat op heilige grond.
6 Ik ben de God van uw voorouders. De God van Abraham, Isaäk en Jakob." Mozes hield zijn handen voor zijn ogen, want hij durfde niet naar God te kijken.
7 Toen vervolgde de HERE: "Ik heb de grote moeilijkheden van mijn volk in Egypte gezien en Ik heb gehoord hoe graag ze van hun onderdrukking willen worden bevrijd.
8 Ik ben gekomen om hen uit de handen van de Egyptenaren te redden. Ik zal hen vanuit Egypte naar een ander, een goed land brengen. Dat zal een groot land zijn, een land dat overvloeit van melk en honing. Het is het land waar de Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Ferezieten, Hevieten en Jebusieten wonen.
9 Ja, het gejammer van het volk Israël is tot Mij in de hemel doorgedrongen en Ik heb gezien met wat voor slavenwerk de Egyptenaren hen onderdrukken.
10 Ik ga u nu naar Farao sturen om van hem te eisen dat u mijn volk uit Egypte wegleidt."
11 "Maar dat kan ik helemaal niet, daar ben ik helemaal niet geschikt voor", stamelde Mozes.
12 God zei: "Ik ben toch bij u! Dit is het bewijs dat Ik Degene ben Die u heeft gezonden: als u het volk uit Egypte hebt weggeleid, zult u God op deze berg aanbidden!"
13 Maar Mozes vroeg: "Als ik naar de Israëlieten ga en hun zeg dat de God van hun voorouders mij heeft gestuurd, zullen zij vragen: 'Over welke God heb je het?' Wat moet ik dan antwoorden?"
14 "Zijn naam is: Ik ben Die Ik ben", was het antwoord. "Zeg maar tegen hen: 'Ik Ben' heeft mij gestuurd!
15 Ja, zeg hun: 'De HERE, de God van jullie voorouders Abraham, Isaäk en Jakob, heeft mij naar jullie toegestuurd'. De naam HERE zal Ik voortaan dragen en zo zal elke generatie Mij noemen."
16 "Roep de leiders van Israël bijeen", droeg God hem op, "en zeg tegen hen: De HERE, de God van onze voorouders, is mij verschenen en heeft mij gezegd: 'Ik heb mijn volk opgezocht en gezien wat hun in Egypte wordt aangedaan.
17 Ik zal hen redden van de slavernij en de onderdrukking en hen brengen naar het land waar nu nog Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Ferezieten, Hevieten en Jebusieten wonen. Dat is een land, dat overvloeit van melk en honing.'
18 De leiders van het volk van Israël zullen deze boodschap geloven. Zij moeten meegaan naar de koning van Egypte en hem zeggen: 'De HERE, de God van de Hebreeërs, heeft met ons gesproken en ons opgedragen drie dagreizen ver de woestijn in te trekken en Hem daar offers te brengen. Wilt u ons laten gaan?'
19 Maar Ik weet dat de koning van Egypte u niet zal laten gaan, tenzij hij wordt gedwongen.
20 En daarom z l Ik hem dwingen! Ik zal Egypte te gronde richten met mijn wonderen, zodat hij u tenslotte zal laten gaan.
21 Ik zal ervoor zorgen dat de Egyptenaren u bij het vertrek zullen overladen met geschenken, zodat u niet met lege handen hoeft te vertrekken.
22 Iedere vrouw moet van haar meesters vrouw en buurvrouwen juwelen, zilver, goud en de beste kleren vragen. Uw zonen en dochters zullen gekleed gaan in het beste van Egypte!"