Bible

Simplify

Your Church Tech & Streamline Your Worship

Try RisenMedia.io Today!

Click Here

Leviticus 13

:
Dutch - HTB
1 Opnieuw sprak de Here tegen Mozes en Aäron:
2 ‘Als iemand een zwelling, een uitslag of een lichte plek op zijn huid ziet, kan dat een begin van melaatsheid zijn. Hij moet naar de priester worden gebracht, naar Aäron of een van zijn nakomelingen.
3 De priester zal de huidaandoening nader onderzoeken. Als het haar op de plek wit geworden is en het blijkt dat de plek dieper zit dan de huid, is het melaatsheid. Als de priester dat constateert, zal hij hem melaats en onrein verklaren.
4 Maar als de plek niet dieper blijkt te zitten dan de huid en het haar erop is niet wit geworden, zal de priester hem zeven dagen in afzondering houden.
5 Daarna zal de priester hem opnieuw onderzoeken. Als dan blijkt dat de plek hetzelfde is gebleven en zich niet over de huid heeft uitgebreid, zal de priester hem nog eens zeven dagen in afzondering houden.
6 Op de zevende dag zal de priester hem opnieuw onderzoeken. Als dan blijkt dat de plek is weggetrokken en zich niet over de huid heeft uitgebreid, zal de priester hem rein en genezen verklaren, het gaat dan om gewone huiduitslag. Hij zal zijn kleren wassen en rein zijn.
7 Maar als de uitslag zich wel over de huid heeft uitgebreid na het derde onderzoek, moet hij zich nog een keer door de priester laten onderzoeken.
8 Als de priester bij dat onderzoek constateert dat de uitslag zich over de huid heeft uitgebreid, zal hij hem onrein verklaren, dan is het melaatsheid.
20 Als de priester bij zijn onderzoek constateert dat het haar op de huid wit is geworden en de zwelling onderhuids zit, zal de priester hem onrein en melaats verklaren. De melaatsheid is dan op de plaats van de zweer uitgebroken.
21 Als de priester echter constateert dat het haar op de huid niet wit is en de zwelling niet meer onder de huid zit, maar weggetrokken is, zal hij hem zeven dagen in afzondering houden.
22 Als de plek zich na zeven dagen verder over de huid heeft uitgebreid, zal de priester hem melaats en onrein verklaren.
23 Maar als de lichte plek op dezelfde plaats is gebleven en zich niet heeft uitgebreid, is dat het litteken van de zweer en zal de priester hem rein en genezen verklaren.
26 Maar als de priester de plek onderzoekt en deze is oppervlakkig en er blijkt geen wit haar op te zitten, zal de priester hem zeven dagen in afzondering houden.
27 Op de zevende dag zal de priester hem opnieuw onderzoeken. Als de plek zich verder over de huid heeft uitgebreid, zal de priester hem melaats en onrein verklaren.
28 Als de lichte plek echter hetzelfde is gebleven en zich niet over de huid heeft verspreid maar is afgenomen, is het de zwelling van de brandwond. De priester zal hem genezen verklaren, want het is het litteken van de brandwond.
31 Als de priester echter constateert dat de aangetaste plek niet onderhuids zit en er zich geen zwart haar op bevindt, moet hij de man of de vrouw zeven dagen in afzondering houden.
34 Op de zevende dag moet hij hem weer onderzoeken en als dan blijkt dat de plek zich niet heeft uitgebreid en niet onderhuids zit, zal de priester hem genezen verklaren en hij zal zijn kleren wassen en rein zijn.
37 Maar als de plek even groot is gebleven en er zwart haar op groeit, is hij genezen en niet melaats. De priester zal hem rein verklaren.
38 Als een man of een vrouw witte blaren op de huid heeft, moeten zij dit aan de priester laten zien.
39 Als de priester ziet dat deze plekken slinken, is het geen melaatsheid, maar een gewone huidinfectie.
40 Als een man zijn haar op zijn kruin verliest, wordt hij gewoon kaal en is hij niet onrein.
41 Als zijn hoofdhaar van voren uitvalt, wordt hij daar gewoon kaal en is hij niet onrein.
45 Ieder bij wie melaatsheid is geconstateerd, moet zijn kleren scheuren, blootshoofds lopen en zijn bovenlip bedekken. Overal waar hij loopt, moet hij roepen: “Melaats, melaats!”
46 Zolang de ziekte duurt, is hij onrein en moet hij buiten het kamp blijven.
49 kan het melaatsheid zijn en moet het voorwerp voor onderzoek naar de priester worden gebracht.
50 De priester zal het voorwerp zeven dagen in afzondering houden.
51 Op de zevende dag zal hij het voorwerp opnieuw onderzoeken.
52 Als de plek zich heeft uitgebreid, is het een besmettelijke melaatsheid en moet het wollen, linnen of leren voorwerp worden verbrand, want het is onrein.
55 Als na die zeven dagen de plek niet van kleur is veranderd, al heeft ze zich niet uitgebreid, dan is het melaatsheid en moet het voorwerp worden verbrand, want het is dan door en door geïnfecteerd.
56 Als de priester echter constateert dat de plek na het wassen minder is geworden, moet hij de plek uit de stof of uit het leer wegsnijden.
57 Als daarna opnieuw plekken verschijnen op het voorwerp, is het zeker melaatsheid en moet het worden verbrand.
58 Maar als na het wassen verder niets gebeurt, mag het voorwerp na een tweede wasbeurt weer worden gebruikt.
59 Dit zijn de voorschriften betreffende melaatsheid in een weefsel of in een voorwerp van leer, zodat iedereen weet wanneer het rein of onrein is.’